Ik word de laatste tijd steeds meer een zogenaamde ‘kommaneuker’. Het is niet zo dat ik anderen aan het verbeteren ben of dat ik denk dat ik het allemaal zo goed weet. Dat is namelijk helemaal niet zo. Ik wijs niemand op taalfouten of verkeerd gebruik van interpunctie (dan heb ik het vooral over d’s en t’s die vaak verkeerd gebruikt worden). Nee, ik ben huiverig om zelf die fouten te maken … Je bent schrijfster of je bent het niet hè!
Op instagram volg ik Taalvoutjes. Dat is echt té leuk! Dat account verzamelt en plaatst taalfouten uit etalages, van reclameborden, uithangborden, verkeersborden, noem maar op. Om een paar voorbeeldjes te noemen: tweedehans, chinees met saté, of ultra observerend keukenpapier…
Hoe kom ik hier zomaar op? Nou, dat zit zo. Vannacht lag ik een paar uur wakker, woelend en denkend over een nieuw onderwerp voor een blog en peinzend over mijn boek. Briljante (jazeker!) ideeën flitsten door mijn hoofd, maar ik was veel te lui om op te staan. Ik was te slap om achter mijn computer te kruipen en om die aanhoudende stroom gedachten op papier te zetten. Ik was zelfs te beroerd om mijn naast het bed hangende hand te bewegen en die geniale woorden op papier te krabbelen. (pen en papier liggen altijd binnen handbereik, zie je). Zoooo jammer!
Ook dacht ik terug aan de schrijversvakschool en aan de klas waar ik afgelopen jaar in zat. De vele adviezen van schrijfster en docent Anja Sicking over het uitgeven van een boek passeerden mijn revue. Ze raadde ons aan niet van ons allereerste verhaal een debuut-roman te maken. Je groeit immers als schrijver, zei ze, je leert steeds bij en iedereen wordt met vallen en opstaan beetje bij beetje beter. Ze adviseerde dat een tweede of zelfs misschien het derde boek een veel betere debuutroman zou opleveren, dat dat een beter intro zou zijn voor een beginnend schrijver. Ik kon daar wel in komen, je wilt toch een lezerspubliek opbouwen dat je verhalen blijft zitten lezen en van je schrijfstijl gaat houden en niet na het eerste boek wegrent om nooit meer terug te komen.
Maar… wanneer is goed goed genoeg? Wanneer kun je tevreden zijn? Op je tachtigste? En er dan niet meer van kunnen genieten? Isn’t it ironic? Ook raadde Anja ons aan om als beginnende schrijvers mee te doen aan schrijfwedstrijden, of stukken in te sturen naar kranten, ofwel aan de weg blijven timmeren onder het mom van lezen en gelezen worden. Dat laatste heb ik ook gedaan. Ik heb een zelfgeschreven stuk opgestuurd naar een krant. Aldus werd mijn artikel over TuinToer 2017 in De Streker geplaatst. Nee, niet lachen! Inderdaad, De Streker! Niet echt een landelijke krant, maar toch, wie niet in De Streker heeft gestaan doet niet echt mee…
Daarnaast deed ik afgelopen zomer mee aan een schrijfwedstrijd. Enthousiast en ijverig schreef ik de gevraagde zomerthriller van maximaal 750 woorden en maakte mezelf wijs dat meedoen belangrijker was dan winnen. Jaja… Wie hield ik eigenlijk voor de gek? Mezelf niet in ieder geval. Want spijtig genoeg leest bij dergelijke wedstrijden alleen de jury de niet-winnende inzendingen. Verder ziet of leest niemand ze. En wellicht rolden de juryleden slap van het lachen over elkaar heen in de vergaderruimte. Mijn niemendalletje belandde daarna waarschijnlijk in de digitale prullenbak. Next!
Maar .. ik ben niet helemáál achterlijk! Ik heb namelijk ook mijn eigen jury nog achter de hand. Mijn zelfde-DNA-jury. Mijn eigen moeder dus…
‘Mam ga zitten, ik zet thee! Enne, lees intussen even mijn verhaaltje, daarna wil ik je mening horen.’ Ik duw mijn laptop onder haar neus en met een paar drukken op het toetsenbord tover ik mijn verhaal op het beeldscherm. Moeders vinden toch alles goed van hun eigen kinderen? Het duurde en het duurde. Lees nou eens door! Na drie koppen thee had ze nog steeds niks gezegd. Mijn geduld raakte op. ‘Mam, wat vond je er nou van?’ Er volgde een lange stilte. Mijn lieve hemel! ‘Nou ja, het is net of ik een verhaal van Peter James lees…’ (Peter James… haha… I wish!)
Ik hoop dat ik jullie een beetje nieuwsgierig heb gemaakt. Want jullie zijn de volgende die het mogen lezen. Hieronder staat mijn inzending aan die schrijfwedstrijd, een kort verhaal, mijn “zomerthriller” in de stijl van Peter James… (bedankt mam!). En zo heb ik mijn verhaal misschien niet voor anderhalve man en een paardenkop geschreven.
Have fun!
Enkeltje Barcelona
De regen kwam met bakken uit de hemel. Een felle pijnscheut joeg door mijn lichaam toen mijn knieën de grond raakten. Tussen de wazige weerspiegeling van neonletters en lantaarns zag ik mezelf in het natte wegdek. Mijn rechterhand omklemde het mes. De gebeurtenissen van die dag schoten in een flits voorbij. Sirenes klonken steeds luider en kwamen dichterbij. Toen werd alles zwart om me heen en viel ik flauw.
Voor de vijfde keer in korte tijd las ik het verfrommelde briefje dat ik in mijn jaszak had gestopt. De taxi’s reden af en aan. Het was warm. Een chauffeur, met zijn arm uit het raam van zijn roestige bolide, riep naar mij.
‘¿A dónde vas?’ Zijn donkere ogen keken mij vrijpostig en vragend aan.
‘No comprendo.’ Mijn hakken klikten op het trottoir terwijl ik naar de taxi liep. Voor de zoveelste keer pakte ik het briefje. Ik liet het hem lezen en zag dat hij het adres herkende. Een zoete scherpe geur vanuit de taxi drong zich aan mij op.
De taxichauffeur, een kleine gezette man, stapte uit en opende de autodeur.
Bloemenkiosken, fonteinen en terrassen flitsten langs. Ik probeerde de omgeving in me op te nemen. Het wemelde van de toeristen, tekenaars, fakirs, dansers, levende standbeelden, goochelaars en natuurlijk de lokale bevolking. Hét beeld van de Ramblas.
‘Suus, je bent helemaal krankjorum! Een gezellig weekje met een onbekende vent? Lekker snugger!’ Stella ging altijd meteen zo tekeer, ze kon nooit iets normaal zeggen. Een goede vriendin zou naar je luisteren, maar zij kon dat niet. Nooit. Ik haatte dat. Maar, ze kon van mij de boom in, ik had mijn zinnen er nu eenmaal op gezet, finito!
wordt vervolgd…