Minutenlang staar ik naar de telefoon die voor mij op tafel ligt. Het was zo fijn om zijn stem even te horen, over een paar dagen zou ik hem uit het ziekenhuis kunnen ophalen. Zes dagen zou hij er moeten verblijven, ik had nog twee dagen en zat volledig op schema, het zou me lukken.
‘Hé lieverd, ik heb goed nieuws’
‘Ik weet het, over twee dagen kom ik je halen?’
‘Neehee, ik mag vanmiddag al naar huis.’
Lichte paniek maakte zich van mij meester. Ik rende naar boven en probeerde te redden wat er te redden viel, werkte me nog een uur het zweet op mijn rug, maar tevergeefs. Hoezo mag hij vanmiddag al naar huis? Na een verkoelende douche stapte ik met enige tegenzin in de auto. That’s life!
Jaren werkte mijn man in het buitenland, al die tijd kon ik op die manier mijn huis, ons huis (her)inrichten zoals ik dat zelf wilde. Wie zei dat ook alweer? Ieder nadeel heeft zijn voordeel 😉 Zo gaf ik de gang een complete metamorfose, zorgde hier en daar voor een nieuw behangetje of sausde muren in allerlei kleuren. Zo onderwierp ik ook onze keuken een keer aan een opknapbeurt. Alles plakte ik af met plastic, de vloer voorzag ik van kranten, zodat de verf alleen zou beklijven op de plekken die het nodig hadden. De keuken veranderde van sereen wit naar betongrijs. Na een aantal uren gedroogd te hebben kon er een tweede laag overheen. Deze laag zou er voor zorgen dat ik de muur, als die vies werd, gemakkelijk kon afnemen met een sopje, zonder dat de hele muur door en door nat zou worden. Het was een secuur klusje, echter de grijze muur veranderde in een zilveren muur, er bleek achteraf nogal wat parelmoer te zijn verwerkt in het goedje. Alsof ik aluminiumfolie op de muur had geplakt, ik kon wel janken. Een moeder die aan het eind van de middag haar kind kwam ophalen, dat speelde met een van onze kids, deed ook nog even een duit in het zakje. Ze had meteen naar huis kunnen gaan, maar nee, met Sofietje aan haar hand, bekeek ze de boel aandachtig.
‘Dat heeft niemand,’zei ze. En ik moet me erg vergist hebben, maar zag toch echt een sarcastische glimlach om haar mond verschijnen.
‘Vreselijk hè,’probeerde ik eerlijk.
‘Ik vind het wel mooi’, probeerde zij nog eens, mijn blik ontwijkend, terwijl ze haar dochter naar buiten duwde.
Ik heb er nog een foto van gemaakt, een stukje zilver gelaten als bewijs, het plastic en de kranten die ik verwijderd had weer aangebracht en ben mijn keuken nogmaals zorgvuldig, voor de derde keer, gaan sauzen, dan maar geen vuilafstotende verf erop. Tussendoor kwamen mijn kinderen één voor één zeuren of we al zouden gaan eten. Een niet pedagogische besluit, ik weet het, maar ze mochten ieder met een zak chips op de bank een tekenfilm kijken als ze mij voorlopig maar even met rust lieten. Ik beloofde ze, dat hoe laat het ook zou worden, we hoe dan ook naar de MacDonalds zouden gaan. Gejuich! Het moet tegen negen uur ’s avonds zijn geweest, toen ik met kinderen in de leeftijd variërend van drie tot en met 11 jaar bij de Mac kwam.
Aan het eind van de week kwam mijn lieverd, weer vrolijk fluitend, terug van zijn werk uit het buitenland, thuis. Maar dacht je dat het hem opviel dat de keuken een volledige gedaanteverwisseling had ondergaan? Dacht het niet. Zelfs de verflucht zette hem niet tot nadenken.
Of die keer dat ik vroeg of hij even naar de overloop wilde gaan… of hem iets opviel? Ja, opgeruimd was het wel, zei hij uiteindelijk twijfelend. Alle schilderijen die al die jaren op de grond tegen de muur hadden gestaan, had ik opgehangen. Uren was ik bezig geweest om zorgvuldig gaatjes te boren en de schilderijen van een mooi plekje te voorzien, had zelfs nog een kast in elkaar gezet die nog in het karton verpakt zat, uiteraard nadat ik de mooiste boormachine ooit had gekocht. Het viel hem allemaal niet op.
Nu zat hij naast mij in de auto, been omhoog, operatie gelukt. Rust en liefde had hij nodig. Thuis hielp ik hem voorzichtig uit de auto. We dronken samen koffie, dat ging goed. De kinderen blij dat papa weer thuis was. Samen gegeten, ook dat was gezellig.
‘Ik ben moe,’ zei hij ’s avonds wat ongemakkelijk, wat niet gek was na zo’n lange dag.
Voor mij uit hinkelde hij de trap op, niet in staat om op zijn rechter been te staan. Boven aan de trap ging ik voor hem uit en opende enthousiast de logeerkamer.
‘Grapjas,’zei hij sarcastisch.
‘Ik verlang zo ontzettend naar mijn eigen bed.’
Hinkend en leunend op de balustrade zocht hij zijn weg richting onze slaapkamer, terwijl ik enigszins gespannen op de logeerkamer bleef wachten. De deur hoorde ik nog openslaan gevolgd door een ‘Godver..’ terwijl ik snel de trap naar beneden koos. Deze keer kon hij niet om de verbouwing heen.