De voorkant, de gevel van het hotel, zag er klassiek uit. Binnen rook het daarentegen nieuw. We checkten in. Onze kamer bevond zich op de bovenste verdieping, de vierde. Geen lift. Oei. Veel traptreden dus. Een tegenvaller, want zware koffers. De kamer was ietwat gedateerd, het rook nogal muf. Wel netjes overigens. Het bed stond naast een soort nis. Ik maakte gewoontegetrouw een paar foto’s, net zoals ik dat de anderhalve week daarvoor in elke hotelkamer had gedaan.
Eenmaal weer terug op de begane grond vroegen we hoe ver het lopen was naar het centrum van het stadje. Onderweg wilden we de omgeving (lees: terrasjes) verkennen. De vrouw van de eigenaar keek ons lichtelijk verbaasd en met opgetrokken wenkbrauwen na.
Het weer was prima. Zonnetje scheen. Op de parkeerplaats liepen we langs een groep motorrijders. Dat moest prachtig toeren zijn in de Belgische Ardennen, door de beboste natuur en langs de riviertjes. Wij volgden op onze beurt de rivier de Vesde, die langs het hotel door het stadje naar beneden kronkelde. Het water stond laag. Ik spotte wat bijzondere vogels en legde ze vast met mijn camera. Zo ook een reuze vogelnest, met daarin gigantische eieren. Kunst. Grote K.
‘Kijk hier’, zei ik, al wijzend. Een huis was gestut, de deuren dichtgespijkerd, met resten van het interieur her en der verspreid. ‘En daar ook…’ Nog een huis met dichtgetimmerde deuren. Zo volgden er vele, vele huizen die meer op ruïnes leken dan op bewoonbare plekken. Een oud gebouw dat voor het gemeentehuis moest doorgaan, een kerkje dat op instorten stond, alles omheind door ijzeren hekken.
Dit moest ik vastleggen. Flits, flits. Wat was hier gebeurd?
‘Stop eens met die achterlijke foto’s’, zei Rob geërgerd. (Haha, dat maak ik altijd nog zelf wel uit, amigo!). Om zijn ergernis toch wat weg te nemen ging ik tien meter achter hem lopen, zodat hij niet hoefde te zien hoe ik overal foto’s van maakte.
Even later kwamen we langs de bekende Chaudfontaine bronwater fabriek, die de naam van het stadje droeg (de kip of het ei?). Het gebouw stond er fier bij.
We vorderden langzaam en moesten intussen toch de dorpskern dicht zijn genaderd. Wederom waren we erg verbaasd wanneer we, in vrijwel in iedere tuin, bordjes met “à vendre” zagen. Er liep trouwens geen mens op straat. Het leek wel of we in een Quentin Tarantino film waren terechtgekomen.
‘Nog even hoor, anders lopen we terug’, (m)opperde Rob. Lopen is nou niet echt zijn ding en we waren al een poosje onderweg. Het plaatsje was niet bepaald wat hij ervan had verwacht, dat was duidelijk van zijn gezicht af te lezen. Internet had vooraf immers een heel ander beeld geschetst. Daarop stond Chaudfontaine als toeristische trekpleister aangeprezen. Levendige terrasjes, restaurantjes, lachende mensen, historische gebouwen.
We naderden een plein. We lustten intussen wel wat. Maar, elk restaurantje of cafeetje had een poster met “Fermé“. Rood-witte linten om terrasjes gespannen, parasols half afgebroken op de grond. De ramen leken al lang niet meer gewassen. Aan de andere zijde van het plein zagen we een groot gebouw waar met groot verlichte letters “CASINO” op de pui prijkte. Daar leek warempel wat leven in de brouwerij. Een auto scheurde weg.
‘Nou, weet je wat, we pakken ons verlies en gaan onze koffers ophalen’, zei Rob. Hij stelde voor om dan een ander hotel, in een andere plaats, voor die nacht te boeken.
‘Ach, kom op hoor, nog even!’ drong ik aan. En trouwens, als we onze koffers zouden gaan ophalen was ik daarna net zo lief meteen gewoon naar huis gegaan. Dan niet nóg een hotel. Met tegenzin stemde hij toe. Had ik dit over mijzelf afgeroepen? Een mooie vakantie lag net achter ons. Een road-trip door Spanje. Spottend had ik nog gezegd: ‘Niet een te mooie plaats als afsluiting kiezen hè, anders wil ik misschien niet meer naar huis.’
Even verder zagen we een groot terrein met een groot hotel inclusief wellness. ‘Chateau des Thermes’. Het bleek dat Chaudfontaine de enige warmwaterbron van de Benelux (37 graden) had en daarmee een officieel kuuroord was. Prachtig! Veel kunst op het terrein. Een reuze paraplu. Een gigantische wasknijper. Mooi!
Uiteindelijk besloten wij ons heil in een stad verderop te zoeken, want hier was echt helemaal niets te beleven. Luik lag echter tien kilometer verder en dat gingen wij dus never nooit niet te voet afleggen. We liepen het terrein van het wellness-centrum op en kwamen een wandelaar tegen. Vroegen of we daar ergens een taxi konden bellen. De man antwoordt in het Frans dat een taxi van Chaudfontaine naar Luik exorbitant duur was, dat we beter de bus zouden nemen. Ik gniffelde. Zou Rob dat wel willen? Alsof hij mijn gedachten kon lezen zei hij gedecideerd: ‘Als er binnen het half uur geen bus komt opdagen, halen we onze koffers op en zoeken we wat anders’.
Na een half uurtje bussen stapten we uit op de remise in Luik. De Maas stroomde onder de bruggen van de stad door. Eindelijk terrasjes, mensen, gezelligheid. Precies wat we wilden. We dronken her en der een paar glazen wijn. Ons adagium: terrasjes hoppen. Het voelde alsof het deze dag toch nog goed ging komen. En zo vermaakten wij ons een paar uurtjes. Uiteindelijk nestelden wij ons in fijne fauteuils op een terras van een restaurant. De ober nam de bestelling op. Toen hij me aankeek vroeg ik hem wat er in Chaudfontaine eigenlijk aan de hand was. Het leek wel een spookstad. De ober keek om zich heen en antwoordde op fluistertoon. En toen viel alles, maar dan ook alles op zijn plek. Na de maaltijd rekenden wij snel af. Wij moesten zo snel mogelijk weg. Terug naar Chaudfontaine!
Bij het hotel namen we plaats op het donkere terras aan de achterzijde, slechts verlicht door twee olielampjes. Daar hadden tientallen bezoekers kunnen zitten, maar die avond waren wij de enigen. We bestelden wijn en kregen er, zonder daar om te hebben gevraagd, wat hapjes bij. De fles bleef op tafel staan. We hoorden het verhaal van de eigenaar en zijn vrouw aan. Verdriet werd weggeslikt. Wij kregen uiteindelijk de sleutels overhandigd want we mochten blijven zitten zolang we wilden. Wel de deur achter ons dichtdoen graag.
2020 was een droog jaar geweest, dus was in die zomer besloten om te anticiperen op droogte door water op te sparen, zodat de rivieren op juiste hoogte zouden kunnen worden gehouden. Win-win. Dat kon mooi achter de grote sluizen gebeuren.
Op 13 juli 2021 kreeg een deel van Zuidoost België te maken met verschrikkelijk noodweer. In twee dagen tijd viel er net zoveel regen als normaal gesproken in twee maanden. Code Rood! En toen werden de sluizen ook nog eens opengezet, want tegen zoveel water konden die niet op.
Die avond steeg het water ongelooflijk snel, de Vesde trad in no-time buiten haar oevers, waardoor de watermassa alle huizen en gebouwen binnenstroomde. Binnen een uur stond het water van de rivier metershoog. Enorme paniek brak uit onder de bevolking. Hulp bleef uit. Tienduizenden mensen werden getroffen, honderden gezinnen verloren hun hele hebben en houden. Mensen verdronken. Sommige plaatsen werden bijna letterlijk van de kaart geveegd.
Chaudfontaine… ik leef met je mee.