‘Oh, heerlijk mam’, zei mijn zoon. Hij had het ene stukje vis nog niet op of hij pakte het volgende alweer uit het bakje. Hij genoot zichtbaar van al dat lekkers. Ik had gezegd dat het kibbeling was, zo zag het er uit en zo proefde het ook. Samen aten wij het bakje leeg, likten de saus van onze vingers en bedankten de ober voor de traktatie.
Mijn dochter trok met afgrijzen haar neus op. Zij had namelijk wél gehoord wat de visboer had gezegd. Daarom weigerde ze ook maar één stukje te proeven. Ik keek haar bestraffend aan en siste: ‘Als je je mond maar houdt!’
ik ken de mosselman
Een aantal jaren geleden zat ik met mijn collega’s in een restaurant in Amsterdam tijdens het jaarlijkse teamuitje. Ik bekeek de menukaart uitvoerig, op zoek naar iets nieuws, een nieuw gerecht. Mijn ogen bleven steken op oesters in zuur, had ik nog nooit gehad, dus tijd voor een try-out! Ik weet nog dat toen ik het in mijn mond stopte, dat het als het ware naar binnen glibberde.
‘Heerlijk’, zei ik tegen mijn collega die er zichtbaar ook van genoot. Nou ja, was het achteraf eigenlijk wel zo lekker? Als het niet in zuur klaargemaakt was had het waarschijnlijk nergens naar gesmaakt.
Een hoofdgerecht volgde met daarna een toetje, de sfeer was ontspannen. Wij spraken af om na afloop nog een afzakkertje te drinken in de kroeg. Buiten was het koud. Gearmd met een collega liep ik over de Wallen achter de groep aan. We gingen uiteindelijk naar binnen bij de Old Sailor (wie kent het niet?), daar was het volgens een van ons altijd gezellig. We hadden de muziek van veraf al gehoord. Maar een paar stappen over de drempel was het alsof ik tegen een muur van warmte op liep, het zweet brak mij meteen uit. Alles begon me te duizelen en mijn maag draaide zich om. Nog net op tijd wist ik me weer naar buiten te wurmen, de steeg in. Toen kwam alles er spontaan uit, het volledige menu kwam langs (ik herkende mijn oesters… mijn oesters in zuur!).
Daar ging mijn romantische voorstelling van het boek Oesters van Nam Kee…!
Zo’n twee jaar nadien, in een restaurant, koos ik voor de verandering een gerecht met mosselen. Ik had het nog nooit gehad en wilde ze graag proberen. Het leek alsof de mosselen in een soort kruidenboter waren klaargemaakt, ze smaakten heerlijk (de kruiden in ieder geval). Maar wat ik toen nog niet wist maar nu inmiddels wel, door dat hoofdgerecht had ik mijn vonnis eigenlijk al getekend. Einde avond voor mij. Wat genoot ik van het gerecht en wat ben ik doodziek geweest! De halve nacht die op de avond volgde bracht ik door op het toilet boven de wasbak.
ei ei eiwit
Googelen. Wikipedia. Het kan niet anders: ik ben allergisch voor schaaldieren (garnalen, krab en kreeft) en weekdieren (zoals oesters, inktvis, octopus, coquilles en mosselen). De eiwitten in oesters en mosselen zorgen er kennelijk voor dat mijn afweersysteem denkt dat er indringers zijn. Het gekke is dat ik inktvis wel verdraag. Zou dat komen omdat ik die alleen nog maar in gefrituurde vorm heb gegeten?
‘Zin in gefrituurde mosselen?’
‘Mwha, ik ben allergisch voor mosselen’, zei ik nog.
‘Kan geen kwaad’, zei hij. ‘In frituurvet gaat alles dood.’
Ik vond dat wel logisch klinken en moest daarbij denken aan de gefrituurde inktvisringetjes die ik kort daarvoor nog gegeten had. Echter ‘s nachts was ik misselijk geworden en was alles er van onder en boven als de wiedeweerga uitgekomen.
De volgende dag liet mijn zoon mij zijn armen zien. Alles jeukte zo erg! Allemaal blaasjes op zijn huid. Na een paar uur werden ze groter en het werden er steeds meer. Over zijn oogwit lag een doorzichtig laagje, zijn pupillen leken te verdwijnen in zijn oogkassen. Ik besloot de huisarts te bellen, natuurlijk mochten wij meteen langskomen. De blaasjes waren intussen ook over zijn buik en rug verspreid. De huisarts bekeek het allemaal aandachtig en concludeerde dat het waarschijnlijk een allergische reactie was. Hij kon alleen iets voorschrijven tegen de jeuk, verder leek het onschuldig. Met allerlei testjes zou hij wellicht kunnen achterhalen wat de allergische reactie had veroorzaakt, maar dat was een kwestie van proberen, van trial-and-error, en daar zou veel tijd overheen gaan.
Ik keek van mijn zoon naar de huisarts en weer terug. Ik zuchtte eens flink en zei toen tegen de arts dat ik wel wist waar zijn lichaam zo heftig op had gereageerd. De avond ervoor hadden we namelijk gefrituurde mosselen gegeten, zelf was ik er ook flink ziek van geweest. Mijn zoon keek mij vragend aan en herhaalde wat hij zojuist gehoord had: ‘Mosselen? We hadden toch kibbeling?’
‘Sorry lieverd…’
Om er zeker van te zijn dat mosselen de ellende hadden veroorzaakt, zou de arts de proef op de som kunnen nemen en moesten wij het nog maar een keer eten.
Mijn zoon en ik keken elkaar aan en schudden beide heftig het hoofd! Dacht het niet…!