Ik had ze gevraagd om hun schoentjes in het klaslokaal onder de vensterbank te zetten. Uit het zicht. Want stel je voor dat toevallig voorbijlopende kindertjes mij er mee zouden zien “rommelen”. Dat zou de pret bederven, toch? De kindjes in de groep drie klas hadden gehoor gegeven aan mijn verzoek, waardoor ze een dag later allemaal werden getrakteerd op een kleurige UV-pen met onzichtbare inkt. Paars, groen, geel, rood. Het hele arsenaal was in het geniep over de schoenen verdeeld, door een onzichtbare Zwarte Piet…
Die morgen was ik, zoals gewoonlijk, ruim op tijd op school en had daardoor voldoende gelegenheid om de gevulde schoentjes uit te stallen naast mijn tafel. Nog snel even een toepasselijk sinterklaasliedje van het internet geplukt en op digi-bord geplaatst, daar kwamen de eerste kindjes al binnen! Oef, net op tijd! Zij die niet konden wachten pakten hun schoentje al beet en keken erin. ‘Nee schat, dat doen we samen’, zei ik. ‘Ga eerst maar op je plaats zitten, als iedereen er is gaan we beginnen’.
Om half negen verlieten de laatste ouders het lokaal, deed ik de deur dicht en startten we ons dagelijkse Sinterklaas ritueel. Verhaaltje voorlezen, vragen stellen, liedjes zingen, soms met een dansje. En eindelijk (yep, wachten duurt lang) mochten ze dan hun eigen schoentje pakken. Het kadootje viel meteen in goede aarde. Armen en vingers werden volgekalkt en daarna beschenen met het lampje van de pen… Floep! Daar kwamen de woorden of krabbels tevoorschijn, als door een wonder.
Enthousiasme alom. Met uitzondering van Mourad, die zat stil en bedroefd aan zijn tafel. Ik zag een traantje. Even kijken wat er aan de hand was. Ach gut, zijn lampje deed het niet. Dus wat hij ook deed, bij hem gebeurde niets. Geen betovering van oplichtende letters. Oei. ‘Weet je wat, Mourad? Als jij nou het kadootje van Aïda neemt,’ – zij was vanwege vakantie niet aanwezig die dag – ‘dan zorg ik ervoor dat Sinterklaas haar een ander cadeautje bezorgt’. Nou nee, Aïda’s pen was geel en Mourad had een paarse. Die was veel mooier. Dus hij bleef verder prutsen aan zijn eigen pen-met-zonder-lampje.
Omdat ze allemaal eenzelfde soort kado hadden gekregen voorzag ik problemen, dus ik vroeg alle kindjes of ze hun pen goed wilden opbergen in hun etui voordat ze naar buiten gingen, naar het schoolplein. Maar zoals zo vaak gaat er altijd wel iets mis. Want na de pauze kwam Joyeux meteen naar me toe. Haar pen was weg. Verdwenen. Foetsie. Ze had hem op haar tafeltje gelegd, maar was nu nergens meer te vinden.
Denk denk denk. Eh… trucje! ‘Oke, klas, vandaag gaan we de lades opruimen. Alles wat er niet in hoort doen we in de prullenbak!’ Dat gaf mij de gelegenheid om zijdelings mee te kijken of wellicht ergens in een lade per ongeluk twee UV-pennen lagen.
Helaas. Geen resultaat. Joyeux’ rode pen bleef zoek. Dus nu had ik twee verdrietige kindjes. Mourad met een gemankeerde paarse pen en Joyeux helemaal zonder. Even mijn didactische spitsvondigheid uittesten. Het idee dat mij aangereikt werd door Dana veegde ik trouwens eerst van tafel. Nee, ik ga niet ook alle rugzakjes en luizentassen doorzoeken (ik zat immers niet te wachten op een openbare afstraffing van een zevenjarig kind). ‘Luister allemaal. We gaan een brief schrijven aan Sinterklaas, waarin het raadsel van de verloren pennen wordt uitgelegd. Misschien dat hij daarna een oplossing weet… Wat denken jullie daarvan?’
‘Of… wacht, nog beter!’ (ploink!… daar kwam mijn idee) ‘Dat hoeft eigenlijk helemaal niet! Want Sint weet immers alles van alle kindjes in Nederland. En zijn Pieten zien ook alles. Dan weet hij vast wel waar de pen gebleven is! Dus ik denk dat als we morgen weer op school komen dat alles op zijn pootjes terecht is gekomen!’
Geniaal, al zeg ik het zelf.
Niet veel later zag ik vanuit mijn ooghoeken een wat vrolijker Mourad. De kleine man had lang genoeg zitten rommelen aan zijn pennetje dat zijn lampje het warempel weer deed! Hij blij, ik blij.
Om drie uur die middag stond ik de kindjes en hun ouders uit te zwaaien bij de hoofdingang. Komt kleine Mourad roepend naar me toe. ‘Juf! Juf! Ik heb de pen van Joyeux gevonden! Hier!’ In zijn hand een rode pen.
‘Goh, lieverd. Wat goed van jou zeg, waar lag hij?’ Toen ik met Mourad terug naar de klas liep wees hij een beetje dralend en zoekend met zijn ogen pardoes naar een willekeurig plekje in de gemeenschapsruimte. ‘Daar! Daar vond ik hem!’
Goh, laten we die dag nou helemaal niet in de gemeenschapsruimte zijn geweest…
Zwarte Piet ziet alles.